Examens

Examen doe je om een bepaalde bevoegdheid te halen. Roei- en stuurbevoegdheden heb je nodig om zelfstandig, alleen of met een ploegje, te gaan roeien. In het document over bevoegdheden kun je lezen wat je mag met de bevoegdheden die bij roeivereniging de Kogge worden gehanteerd.

Examinatoren

De examens worden afgenomen door Astrid Bijster, Jolanda van der Meer en Mirjam Breeuwer.

Als je instructeur vindt dat je klaar bent voor een examen Ploeg 1, Ploeg 2, C1 of skiff dan meldt hij/zij je aan bij ons. Er wordt contact met je opgenomen om een afspraak te maken voor het examen. 

Exameneisen

Hieronder lees je waar de examinatoren op letten bij het afnemen van de examens.

Ploeg 1 – roeien en sturen in een wherry en C2

Ploeg 2  – roeien en sturen in een C3 en C4

C1 – zelfstandig roeien in een C1 en ongestuurde C2

Skiff – zelfstandig roeien in een skiff en dubbeltwee

Contact

Mirjam Breeuwer: roeien@rvdekogge.nl

Astrid Bijster: abijster.1@kpnmail.nl

Jolanda van der Meer: bartjolanda@yahoo.com

-----------------------------------------------------------------------------------------------

Roeivaardigheden behorende bij bevoegdheden 

Ploeg 1 (wherry en C2)

Ploeg 2 (C3 en C4)

Opvolgen van commando's 

  • Commando’s voor het tillen, in het water leggen, riemen in de dollen, overslagen open- en dichtmaken, bakboord en stuurboord, in- en uitstappen, veilig boord houden, halen, strijken, bakboord best en stuurboord sterk, laten lopen, vastroeien, houden, slippen, rondmaken en een noodstop..

Boot roeiklaar maken

  • De riemen uit het rek pakken en voorzichtig naar het vlot brengen en aan de zijkant(en) in de beugels of op het vlot neerleggen met de bolle kant naar beneden.
  • Afhankelijk van het nummer op de riem de juiste roeiplek kiezen. Tellen vanaf de boeg (is nr. 1)
  • De riemen aan landzijde in de boot leggen en die overslagen dicht maken.
  • Vervolgens de riemen aan waterzijde in de boot leggen. 
  • Ezelsbruggetje: Rood is Rechts voor de Roeier
  • De dollen wijzen naar achter, in de richting van de stuur.

Instappen 

  • Riemen met de waterhand vastpakken. 
  • handvatten bij voorkeur met de koppen tegen elkaar
  • Watervoet op het opstapplankje. 
  • Boord vasthouden met de landhand. 
  • Gewicht verplaatsen naar de boot. 
  • Landvoet naar het voetenbord. 
  • nooit op de huid van de boot, de slidings of de luchtkamerdeksel gaan staan
  • Beheerst gaan zitten op het bankje. 
  • Watervoet in het voetenbord. 

Als instappen door lichamelijke ongemakken op deze manier niet mogelijk is, dan de plank gebruiken. 

Voetenbord afstellen 

  • De afstand tussen de handen bepalen in de uitpikhouding.
  • Aan de hand daarvan beslissen of het voetenbord naar je toe of van je af moet.
  • naar je toe als de afstand tussen de handen kleiner is dan vuistbreedte en van je af als de afstand tussen de handen groter is dan vuistbreedte. Nooit tegen de voor- of achterstops aanrijden!
  • Bij verstelbare voetenborden de hielstukken afstellen zodat de bal van de voet zich ter hoogte van de spoorstok bevindt.

J-haal (basishaal) / Volgorde

Uitpik

  • Ruimte scheppen voor de uitpik door de romp licht achterover te strekken.
  • Uitpikken door de handen naar beneden drukken.
  • Zodra de bladen uit het water zijn deze horizontaal draaien door ze tussen duim en vingertoppen naar je toe te draaien. (De polsen knikken daarbij licht naar beneden)

Recover

  • Direct na de uitpik de armen snel strekken (wegzet) en de rug inbuigen. 
  • de vingers liggen losjes over de handvatten heen, niet knijpen!, de duim blijft op de kop van de riem
  • Dan met gestrekte armen rustig oprijden tot de onderbenen verticaal staan en de armen gespreid zijn. 
  • de snelheid waarmee opgereden wordt is gelijk aan de bootsnelheid, je zit dus stil t.o.v. het water
  • Ruim voor de inpik de bladen helemaalverticaal draaien door de riemen met de vingertoppen te draaien. 
  • de polsen zijn dan weer recht) 
  • Er is een "kloink" geluid te horen als de platte kant van de manchet op de platte kant van de dol valt.
  • Volgorde: Armen - Rug - Benen.

Inpik

  • Verticale beweging van de armen vanuit de schouders. 
  • tijdens de inpik blijft de hoek van de rug met de boot gelijk en blijven de armen gestrekt

Haal

  • De beentrap volgt direct NAde inpik. (Handen meenemen)
  • tijdens de beentrap blijft de hoek van de rug met de boot gelijk en blijven de armen gestrekt
  • Na de beentrap volgt de ruggenzwaai. 
  • de armen blijven recht en de linkerhand blijft boven de rechter
  • Tijdens het laatste stukje van de ruggenzwaai de armen horizontaal halen tot de handen de romp bijna raken.
  • De bovenkant van de hand en onderarm moeten een rechte lijn vormen. 
  • halen met gebogen polsen kan vervelende blessures veroorzaken
  • Tijdens de haal alleen met de vingers aan de riemen hangen. 
  • i.t.t. de riem met de vuist vasthouden
  • eelt of blaren mogen op de vingers of op de hand aan de vingerbasis verschijnen, niet in de handpalm
  • Volgorde: Benen - Rug - Armen.
  • De complete haal is een doorgaande beweging, er is nergens een "stop" moment.
  • De recover duurt ruwweg twee maal zo lang als de haal.

De slag volgen

  • Gelijk in- en uitpikken met de slagroeier.
  • als iemand een kortere haal heeft dan de slag, dan zal deze roeier langzamer op moeten rijden om gelijktijdig met de slagroeier klaar te zijn voor de inpik

Roeihouding

  • Sterke zit.
  • Schouders laag
  • Polsen recht.
  • Inbuigen/ruggezwaai van uit de heupen.
  • Ruggezwaai van 5 voor tot 5 over 12.

6 km roeien

6 km onafgebroken kunnen roeien

Uitstappen

  • Overslag aan waterzijde open maken.
  • Riemen met de waterhand vastpakken. 
    • Handvatten bij voorkeur met de koppen tegen elkaar
  • Watervoet op het voetenplankje.
  • Boord pakken met de landhand. 
  • Gaan staan op het waterbeen. (Nooit op de huid van de boot, de slidings of de luchtkamerdeksel gaan staan)
  • Landvoet op het vlot zetten. 
  • Gewicht verplaatsen naar het vlot. 
  • Watervoet bijhalen. (De boot moet hierbij aan het vlot blijven liggen en niet van het vlot afgetrapt worden)
  • Waterriem meenemen en aan de zijkant op het vlot leggen.

Kennis van bootonderdelen

  • Standaard onderdelen:
    • Riem: blad, steel (buitenhendel en binnenhendel), manchet, kraag en handvat
    • Boot: achtersteven, boeg, kiel, spant, huid, rigger, dol, overslag, stuurstoel, voetenbord, spoorstok, bankje, sliding, opstapplankje.
    • Roer: roerblad, roerpen, stuurtouw.
  • Essentiële onderdelen
    • Boegbal.
    • Hielband max 8 cm. (Bij flexvoetenborden)
      ls de bovengenoemde onderdelen niet aanwezig en/of in orde zijn mag er nietmet de boot gevaren worden

 

Stuurvaardigheden behorende bij bevoegdheden

Ploeg 1 (wherry en C2)

Ploeg 2 (C3 en C4)

Leiding nemen:

  • Luid en duidelijk spreken
  • Korte instructies geven
  • Laten blijken wie de stuur is en dus de leiding heeft

Boot roeiklaar maken:

  • tillen aan de spanten of tilgrepen, niet aan de boorden, riggers e.d.
  • advies bij het draaien: open kant naar de zijde waar de sterkste / langste roeiers staan. 
  • De dollen mogen de grond nietraken!
  • Eerst de riemen naar het vlot laten brengen en aan de zijkant(en) in de beugels of op het vlot en met de bolle kant naar beneden laten neerleggen.
  • Zelf de stuurmaterialen naar het vlot brengen
  • Aantal dragers is minimaal gelijk aan het aantal roei- en stuurplekken in van de boot

De boot optillen en naar het vlot brengen

o  Roeiers plaatsen de handen aan de boot

Aan de boorden!

o  Roeiers tillen de boot op

Tillen gelijk. (aankondiging)    Nu. (uitvoering)

o  Roeiers lopen met de boot naar buiten

Stap naar het midden, laat zakken, loop recht naar buiten, stop

o  Boot wordt gedraaid

draaien met de open kant of de kiel naar de kantine

o  Boot wordt op het vlot gelegd

leg voorzichtig neer, houdt de boot stabiel

o  Overslagen worden losgemaakt

Overslagen open

 

  • De boot in het water leggen met de gangbare commando’s.
  • boten met stalen kielstrip mogen over de kiel te water gelaten worden.
  • boten zonder stalen kielstrip en gladde boten moeten zijdelings te water gelaten worden
  • De riemen aan landzijde in de boot laten leggen en die overslagen dicht laten maken.
  • Vervolgens de riemen aan waterzijde in de boot laten leggen.
  • Zelf de stuurmaterialen in/aan de boot leggen c.q. hangen.
  • Controleren of de riemen juist geplaatst zijn.
  • Groen = Stuurboord, Rood = Bakboord
  • de dollen moeten naar achter, in de richting van de stuur, wijzen

Instappen en wegroeien:

-    De roeiers verdelen over de boot.

 

-    De boot in het midden vasthouden.

 

De roeiers laten instappen:

-     Houd de boot iets vrij van het vlot en voorkom dat de riggers het vlot raken

-     Let op dat de boot niet op de riggers gaat hangen

Klaarmaken om in te stappen, instappen gelijk…, 1…, 2…, 3…!

Overslagen aan waterzijde dicht laten maken.

Overslagen aan waterzijde dicht maken!

Voeten borden laten afstellen.

Voetenborden afstellen!

Zelf instappen en de boot afzetten.

Stuur stapt in… Uitzetten gelijk!

Slippend laten strijken om bij het vlot weg te komen.

Slippend strijken……bedankt!

De boot recht in de vaarrichting leggen.

zie "Basis roeicommando's"

Basis roeicommando's:

Beginnen met roeien

Slagklaar maken..., Slagklaar..., Af!

Stoppen met roeien

Laat… Lopen!

Bootsnelheid beïnvloeden:

 

o   Snelheid verhogen:

Strong… paddle!

o   Snelheid gemiddeld:

Medium… paddle!

o   Snelheid verlagen:

Light… paddle!

o   Snelheid minimaal:

Spoelhalen! 

Noodstop:

-     Alleen te gebruiken als acuut gevaar voor mens of materiaal dreigt

HOUDEN, NU!

 

Vaardigheden behorende bij bevoegdheid C1:

Roeien in een C1

Boot uitbrengen 

  • Riemen in het gras leggen;
  • Met behulp van een tweede persoon de boot tillen en in het water leggen;
  • De riemen op de juiste manier in de dollen leggen;
  • Boot roeiklaar maken.

Instappen en wegroeien 

  • Instappen op de juiste manier
  • Overslag dichtmaken
  • Voetenbord afstellen
  • Afzetten van het vlot met de hand en slippend strijken

Bootbeheersing 

  • Halen
  • Strijken
  • Rondmaken
  • Omkijken
  • Noodstop
  • Slippen met één boord

Roeitechniek 

  • Watervrij roeien (tijdens het oprijden zijn de bladen vrij van het water);
  • Bladen op tijd draaien;
  • Rustig oprijden;
  • Polsen zijn recht tijdens de haal;
  • Volgorde is juist. Tijdens de haal eerst de benen strekken, rug doorzwaaien en tenslotte de armen bijhalen. Tijdens het oprijden eerst de armen strekken, dan de rug naar voren en daarna pas oprijden.

Manoeuvreren

  • Stuurboord wal houden;
  • De boot op koers leggen en de achterpunt gebruiken bij het koers houden;
  • Regelmatig omkijken om de koers te checken, medewatergebruikers en drijvende objecten te zien;
  • Bij naderen van een brug, letten op dukdalven en in het midden aansturen. Houd hierbij rekening met andere boten.

Aanleggen 

  • Schuin aanroeien naar het vlot;
  • Punt van de boot stuurt naar het begin van het vlot;
  • Op tijd de riem aan de landkant omhoog doen;
  • Ca. 50 cm voor het vlot houden met de andere riem.
  • Het vlot vastpakken.

Uitstappen 

  • Overslag aan de waterkant losmaken;
  • Uit de boot stappen zonder hulp;
  • Riem meenemen en op het vlot leggen.

Boot inbrengen 

  • Met behulp van een tweede persoon de boot uit het water halen, schoonmaken, afdrogen en terugleggen, overslagen dicht;
  • De riemen opruimen

Kennis van de boot en riemen

  • Riem: blad, steel (buitenhendel en binnenhendel), manchet, kraag en handvat;
  • Boot: achtertaft, boeg, kiel, huid, spant, rigger, dol, overslag, voetenbord, bankje, sliding, opstapplankje.

Kennis van de vaarregels

  • Stuurboord wal houden;
  • Voorrang verlenen aan beroepsvaart;
  • Voorrang verlenen aan zeilboten;
  • Goed zeemanschap.

 

Vaardigheden behorende bij bevoegdheid Skiff:

Roeien in een skiff

Boot uitbrengen: 

  • Met behulp van een tweede persoon de boot tillen en in het water leggen;
  • De riemen op de juiste manier in de dollen leggen;
  • Boot roeiklaar maken.

Instappen en wegroeien: 

  • Instappen op de juiste manier;
  • Overslagje dichtmaken;
  • Afzetten van het vlot met de voet en slippend strijken.

Bootbeheersing: 

  • Halen, strijken, rondmaken;
  • Noodstop;
  • Slippen met één boord;
  • Watervrij roeien;
  • Voetenbord stellen op het water;
  • Trui uit- en aantrekken op het water.

Manoeuvreren

  • Stuurboord wal houden;
  • De boot op koers leggen en de achterpunt gebruiken bij het koers houden;
  • Regelmatig omkijken om de koers te checken, medewatergebruikers en drijvende objecten te zien;
  • Bij naderen van een brug, letten op dukdalven en in het midden aansturen. Houd hierbij rekening met andere boten.

Aanleggen 

  • Schuin aanroeien naar het vlot;
  • Punt van de boot stuurt naar het begin van het vlot;
  • Op tijd de riem aan de landkant omhoog doen;
  • Ca. 50 cm voor het vlot houden met de andere riem;
  • Het vlot vastpakken.

Uitstappen 

  • Overslag aan de waterkant losmaken;
  • Op de juiste manier zonder hulp uit de boot stappen;
  • Riem meenemen en op het vlot leggen;

Boot inbrengen 

  • Met behulp van een tweede persoon de boot schoonmaken, afdrogen en terugleggen, overslagen dicht;
  • De riemen opbergen

Kennis van de boot en riemen

  • Riem: blad, steel (buitenhendel en binnenhendel), manchet, kraag en handvat;
  • Boot: achtertaft, boeg, vinnetje, huid, spant, rigger, dol, overslag, voetenbord, bankje, sliding, opstapplankje.

Kennis van de vaarregels 

  • Stuurboord wal houden;
  • Voorrang verlenen aan beroepsvaart;
  • Voorrang verlenen aan zeilboten;
  • Goed zeemanschap.